Besturen in het HBO: een sector met keuzestress

“In het HBO wordt veel gesproken over de ambitie om excellent onderwijs te bieden. Op zich een hele gezonde ambitie, maar er wordt onvoldoende naar gehandeld”

Een interview met Pim Breebaart. Hij is erelector Kennisontwikkeling van het Hoger Beroepsonderwijs aan De Haagse Hogeschool. Eerder was hij er voorzitter van het college van bestuur. Hij vervulde en vervult verschillende bestuurlijke functies in de HBO-sector en kent deze dan ook erg goed.

Excellentie

“In het HBO wordt veel gesproken over de ambitie om excellent onderwijs te bieden. Op zich een hele gezonde ambitie, maar er wordt onvoldoende naar gehandeld. Het wordt beleden met de mond. Of men zoekt naar laaghangend fruit, zoals een vergrote instroom vanuit het VWO. Er zijn teveel CvB-voorzitters die te weinig eigen ervaring met onderwijs en onderzoek hebben. Leidt dat tot excellentie? Vervolgens nemen ze suboptimale besluiten: soms worden de ambities laag gehouden zoals bij het opleidingsniveau van de docenten, dan weer worden te hoge verwachtingen gewekt zoals intake en studieloopbaan gesprekken die het rendement zouden verhogen. Vaak hebben ze te laat door dat iets niet werkt zoals bedoeld. Met alle gevolgen voor het onderwijs van dien. Het referentiekader is meestal de portemonnee of de positionering van de instelling en jammer genoeg niet de leerwinst van de student. Daar komt bij dat veel verbeterprogramma’s op afstand van het primaire proces worden bedacht. De docent zit het dichtst bij de knoppen, maar de docent is te weinig de initiator van de verbeterprogramma’s.”

Rendement

“De bewindslieden en bestuurders streven naar rendementsverbeteringen. Het willen verhogen van het opleidingsrendement is een verstandige ambitie, maar ik zie weinig successen. Bestuurders willen zo snel mogelijk zo veel mogelijk studenten van a naar d(iploma) brengen. Lees de strategienota’s er op na. In die lezing is rendement spelen met getallen. Als succes uitblijft dan veranderen we de definitie van rendement. Maar vanuit het perspectief van de student is rendement een zodanige scholing krijgen dat hij straks de bagage heeft om met succes door te studeren op masterniveau, een hoge productiviteit te leveren en een goede plaats op de arbeidsmarkt te verwerven.”

De regio als norm

“Hogescholen en universiteiten verheffen de regio tot norm. Dat is in dit tijdsgewricht hoogst merkwaardig. Je moet mensen niet de regio maar de wereld laten zien! Laat alle studenten een half jaar in het buitenland studeren. Laat ze studeren in vreemde talen en culturen. Dat stimuleert de nieuwsgierigheid. Laat ze kennis maken met de innovatieve processen buiten Nederland zodat zij die sfeer van vernieuwing mee terug nemen. Moet studeren leuk en comfortabel zijn? Niet te ver van moeder thuis? Veel tijd nemen om plezierig te leven in de beschermde omgeving van de Nederlandse steden? Is dat de levenservaring die we willen meegeven? De meeste folders en websites scheppen wat dit betreft de verkeerde verwachtingen van de studie.”

Kennis versus vaardigheden

“In het curriculum van het HBO is te weinig aandacht voor kritisch en analytisch denken en voor schrijfvaardigheid. De beste manieren om studenten intelligenter af te laten studeren, is door een hoge studiebelasting per week in te voeren, veel meer boeken en vakliteratuur laten lezen en zeer regelmatig een essay laten schrijven. En natuurlijk het wetenschappelijk onderzoek integreren in de studie. Daarbij is scherpe feedback naar de individuele student een absolute vereiste. Dus de toetsing vooral verzwaren en niet te veel tijd besteden aan de techniek van het toetsen. In het HBO wordt veel in groepjes gewerkt. ‘Leren doe je samen’ was de leus. Het blijkt niet te werken. Studenten en alumni blijken er erg sceptisch over. Luister naar de alumni die aangeven dat de toetsing te licht was en dat studenten in groepswerk konden meeliften. Als we de student harder laten studeren en meer doen leren, aanspreken op doorzettingsvermogen en individueel problemen leren oplossen, dan zal dat de motivatie van de student ten goede komen. We stellen te weinig individuele eisen.”

“Er is heel vaak geen goede wetenschappelijke onderbouwing voor de pedagogische didactische aanpak in hogescholen. De Institutional Research is slecht ontwikkeld. Er wordt te weinig kennis opgedaan uit de internationale vaktijdschriften en vakliteratuur over onderwijs. Er worden daardoor te veel ingrepen in het curriculum gedaan zonder goede onderbouwing met onafhankelijk onderzoek naar de effectiviteit.”

“Beroepsonderwijs heeft als nadeel dat het een eindig proces is. Je leert nu iets voor een beroep waarvan je over twintig jaar zegt: waarom hebben we dat geleerd, het beroep is zó veranderd. De importantie van het beroepsprofiel moet tot redelijk proporties worden terug gebracht. Het bacheloronderwijs zou erop vooruit gaan als je het minder beroepsgericht maakt en meer aandacht besteedt aan academische vaardigheden. In een master studie ontwikkelen studenten zich vervolgens tot een beroepsbeoefenaar. Dat model leidt tot meer excellentie van de gemiddelde havist dan het huidige model. De beroepspraktijk is overwegend conservatief. In het bedrijfsleven zijn veel mensen gericht op de korte termijn en op behoud. Maar we willen onze jeugd juist opleiden voor een toekomst van vijftig jaar en met het perspectief van blijvende competentie en beroepswisselingen in het vizier.”

Positie van toezicht

“Het kwaliteitsgebrek bij een deel van het HBO is mede gesanctioneerd door de raden van toezicht. Hun toezicht draagt onvoldoende bij aan de kwaliteit van het onderwijs. Daar zijn de leden ook niet op geselecteerd. Ze weten niet goed vanuit welk perspectief ze toezicht houden. Moeten ze namens de samenleving toezicht houden? Of dienen ze het belang van de instelling? Daarbij is er iets grondig mis in de relatie tussen de samenleving, de politiek en het toezicht op het besturen van hogescholen en universiteiten. Het wantrouwen werkt vergiftigend. Het Nederlands onderwijs is kwalitatief en kwantitatief een subtopper. Willen we van de subpositie naar de top vijf dan zijn zeer precieze maatregelen in de hele keten van het onderwijs noodzakelijk, precieze maatregelen genomen door docenten, managers, bestuurders, toezichthouders en minister. Met hagel schieten helpt niet. Helaas klopt het referentiekader vaak niet. Bijna altijd overheerst de strategische positionering van de onderwijsinstelling en niet de leerwinst van de student. Maar die strategische positionering of profilering krijgt alleen maar betekenis als de leerwinst groot is.”

Interview met Pim Breebaart – oud-voorzitter college van bestuur van De Haagse Hogeschool door het organisatie- en advies bureau van de Bunt ten behoeve van hun uitgave Besturen in het HBO: een sector met keuzestress. November 2012