Studie-uitstelgedrag verbeteren helpt.

Lennart Visser, Academic Procrastination among First-year Student Teachers, promotieonderzoek, Vrije Universiteit Amsterdam, 23 januari 2020, 172 pagina’s, ISBN 978-94-6375-572-6.

Leren is de meest complexe activiteit van de mens. Veel leerprocessen zijn een succes en geven het individu zelfwaardering en autonomie. Maar er is ook regelmatig sprake van falen. Het stoppen en afbreken van studies in hogescholen en universiteiten zijn daar een belangrijk voorbeeld van. Greep krijgen op factoren die kunnen helpen het falen te overwinnen zijn erg belangrijk. Lennart Visser deed heel hoopvol promotieonderzoek naar de factor studie-uitstelgedrag. 

Waarschijnlijk herkent iedereen bij zichzelf, familieleden of vrienden dat mensen niet altijd geconcentreerd leren. Uitstel van studieactiviteiten voelt voor menigeen heerlijk, sommigen gaan hardlopen of fietsen, anderen koken of gamen. En dat om nog maar even af te zien van studeren. Uit het vele onderzoek blijkt dat bijna alle eerstejaarsstudenten dit gedrag bij zichzelf herkennen. Een substantieel deel van de eerstejaarsstudenten zegt in enquêtes dat het hen belemmert in hun studie. De student stelt uit en vertrouwt er op dat het studeren straks wel komt. Door studie-uitstel resteert minder tijd om een tentamen voor te bereiden. En dat levert stress op. Studie-uitstel leidt dan al snel tot studievertraging of zelfs stoppen met een studie. Gemiddeld 33% van de eerstejaars van de hogescholen stopt binnen een jaar met zijn eerste studie. Dat zijn dus alleen al in de hogescholen 33.000 eerstejaarsstudenten per jaar. Lennart Visser koos met studie-uitstelgedrag een voor de kwaliteit van hogescholen en universiteiten een zeer relevant onderwerp voor zijn promotie. Hij verrichte zijn onderzoek in het eerste studiejaar van een Pabo-opleiding. Het onderzoek bestaat uit drie studies.

In de eerste studie onderzoekt Visser de invloed van vier intrapersoonlijke factoren op studie-uitstelgedrag. Hij onderzocht de invloed van de academische attributiestijl, dispositioneel optimisme, geloof in eigen kunnen en zelfwaardering op studie-uitstelgedrag en studieresultaten. 238 studenten vulden tijdens het eerste studiejaar op drie momenten vragenlijsten in. Eén conclusie was duidelijk, studie-uitstelgedrag heeft een direct gevolg voor de studieresultaten. Maar dat vermoedden we al. En van de vier intrapersoonlijke factoren hebben de mate van geloof in eigen kunnen en zelfwaardering de meest directe invloed op de studieresultaten. Interessant vond ik de bevinding dat de vier intrapersoonlijke factoren en studie-uitstelgedrag in de eerste periode van het studiejaar geen invloed lijken te hebben op de studieresultaten, maar vanaf de tweede periode van het eerste studiejaar wordt deze invloed veel groter. Visser concludeert dat studie-uitstelgedrag, geloof in eigen kunnen en zelfwaardering het meest beslissend zijn voor de studieresultaten. En dat is voor veel docenten zeker herkenbaar. 

In de tweede studie heeft Visser acht studenten met een lage, acht met een gemiddelde en zes met een hoge mate van uitstelgedrag geselecteerd.  Hij onderzoekt onder andere hoe deze drie groepen reageren op teleurstellingen tijdens de studie. Voor studenten met een laag en gemiddeld uitstelgedrag geldt dat de intrinsieke motivatie om leraar te willen worden een belangrijke en positieve rol speelt. Maar bij de studenten met een hoog uitstelgedrag ontbrak de intrinsieke motivatie  met als gevolg dat deze studenten voor succes afhankelijk zijn van externe prikkels om bij tegenslagen hun studie voort te zetten. Alle 22 studenten kenden momenten van falen in hun studie. De studenten met laag uitstelgedrag vertrouwden er op dat ze dit falen konden overwinnen.  De groep met gemiddeld uitstelgedrag ontwikkelden negatieve gevoelens, stelden studietaken een tijdje uit en hoopten dat het desondanks zou lukken. De groep met hoog uitstelgedrag beoordeelden zichzelf negatief, stelden uit en gaven op. Visser toont aan dat de studenten uit deze laatste groep een negatieve zelfwaardering hebben. Een vraag die Visser bij dit onderzoek ongemoeid laat is of de indeling in de drie groepen ook een correlatie kent met de gezinsachtergronden van studenten. Uit allerlei ander onderzoek blijkt dat studenten uit migrantengezinnen, uit gezinnen in de onderste helft van de samenleving of waar geen van de ouders gestudeerd hebben, minder zelfwaardering hebben dan hun meer ‘kansrijke’ medestudenten. Bij falen denken studenten uit deze groepen sneller dat het aan henzelf ligt en dat ze de capaciteiten missen om een hogere opleiding met succes te voltooien. Dit zou een volgend promotieonderzoek waard zijn.

In de derde studie beschrijft Visser hoe hij studenten heeft getraind om het studie-uitstelgedrag te overwinnen. Hij onderzoekt de effectiviteit van zijn STOP-training, Strenghts-based Training to Overcome Procrastination. De training is gebaseerd op elementen uit de positieve psychologie. De training heeft als doel de studenten bewust te maken van hun idealen en kernkwaliteiten. Ze worden getraind hoe ze kunnen omgaan met belemmerende gedachten tijdens het studeren. Met behulp van een trainingsgroep van 31 studenten en een controlegroep van 23 studenten werd er een effectmeting gedaan. De studenten werden voor de training en 1, 11 en 24 weken na de training  schriftelijk ondervraagd. De uitkomst was dat de training nuttig bleek, het studie-uitstelgedrag verminderde. Op de korte termijn deed de trainingsgroep het beter dan de controlegroep. Op de langere termijn echter verdween het voordeel van de trainingsgroep omdat ook de controlegroep beter werd in het omgaan met studie-uitstelgedrag. Alle begin is moeilijk. Verbeteren van de training en andere invalshoeken proberen is dan het advies. Het is zeer te waarderen dat Visser deze training zorgvuldig op zijn effecten heeft onderzocht, want hoeveel trainingen worden niet allemaal gegeven zonder dat er óóit enige effectmeting wordt gedaan? Het is te hopen dat andere hogescholen deze STOP-training, met de eventuele aanpassingen, ook gaan proberen en dat de onderzoekers de effectmetingen met elkaar evalueren.

Hoewel studie-uitstelgedrag zeker niet de enige verklarende factor is voor studievertraging of studiefalen, is het wel een voor ieder herkenbare en belangrijke oorzaak. Visser ordende eerder onderzoek naar studie-uitstelgedrag en voegt daar met zijn studie en STOP-training nieuwe kennis aan toe. Visser heeft dit onderwerp op een goede wetenschappelijke manier onderzocht. En hij heeft zijn opzet, uitvoering en conclusies transparant en navolgbaar onderbouwd en zijn onderzoek goed verantwoord. 

Visser benoemt een paar beperkingen van zijn onderzoek. De eerste is dat dit onderzoek plaatsvond onder Pabostudenten. Hij geeft aan dat een andere opleiding wellicht andere resultaten laat zien. Ik wil die opmerking onderstrepen. Stel dat een volgend onderzoeker kiest voor de economieopleiding bedrijfskunde met een landelijk gemiddelde uitval van 43% in het eerste studiejaar, dat is een groot verschil met de 18% uitval van de eerstejaars in de Pabo die Visser onderzocht. Als tweede beperking noemt hij de grote groep vrouwelijke studenten in dit onderzoek. Met een economieopleiding zou een beter inzicht verkregen worden in het studie-uitstelgedrag van mannen. Een beperking van dit onderzoek dat Visser niet noemt is dat hij zijn onderzoek gedaan heeft in een Pabo met de laagste uitval van alle Pabo’s, het hoogste studiesucces na 5 jaar van alle Pabo’s (73% tegenover de Pabo’s gemiddeld 49%) en volgens de Keuzegids een erg hoog scorende kwaliteit. Het is een a-typische hogeschool. Stel dat dit onderzoek was verricht in één van de grote Randstadhogescholen, wat was dan de uitkomst van dit onderzoek geweest? Het is zeker erg de moeite waard om dat te onderzoeken. Een voor de hand liggende hypothese is dat eerstejaarsstudenten in de grote Randstadhogescholen op veel grotere schaal studie-uitstelgedrag vertonen en des te belangrijker is het dat dit onderworpen wordt aan wetenschappelijke onderzoek. 

Visser heeft een waardevol en overal toepasbaar onderzoek verricht naar ineffectief studiegedrag van studenten. Dit onderzoek is zeer relevant voor allen in het hoger onderwijs die studenten les geven, begeleiden en coachen. Visser heeft hiermee een aanzet gegeven om op andere hogescholen of universiteiten hetzelfde soort onderzoek te verrichten. Als die uitdaging wordt opgepakt, krijgt dit onderzoek nog meer betekenis. 

Pim Breebaart is lid van de boekenrecensie redactie van Th&ma.