De reproductie van de kloof.

William J. Mathis en Tina M. Trujillo, Learning from the Federal Market-Based Reforms, Lessons for the Every Student Succeeds Act (ESSA), Information Age Publishing Inc., ISBN 978-1-68123-503-5, 697 pagina’s, prijs $ 45,99.

Acht jaar geleden tekenden president Obama en minister Duncan de Reconstitutionwet. Daardoor moesten 4000 slecht presterende publiek gefinancierde scholen vervangen worden door private scholen. De wet schrijft voor dat de directeur ontslagen wordt. En maximaal 50% van de docenten krijgt een herbenoeming. De nieuwe private school ontvangt overheidssubsidie. Obama en Duncan verwachtten van deze maatregel dat er beter presterende scholen voor de zwakste leerlingen en studenten zouden ontstaan. Sinds 2008 is het sluiten van publiek gefinancierde scholen in de meest kansloze wijken van de Amerikaanse steden de norm geworden. Het was hun meest ingrijpende maatregel om de gap tussen kansarme en kansrijke kinderen te verkleinen. Werkte het?

Een halve eeuw Amerikaans onderwijsbeleid op effectiviteit evalueren is geen kleinigheid. Het gevaar is groot dat je bepaalde ontwikkelingen uitvergroot en daardoor de leerwinst of -verlies elders onderschat. Of dat vijftig jaar eigenlijk een te korte periode is om de effectiviteit te evalueren. Het precies beschrijven hoe het beleid zich heeft ontwikkeld is door Kirp, Bok, Mehta, Goldin & Lawrence en Deresiewicz ook al heel erg goed gedaan. En er zijn erg veel data beschikbaar over de resultaten van het onderwijs. Kijk maar naar de statistiek van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking, de werkgelegenheid en de salarisniveaus. En we hebben steeds meer gegevens over de samenhang van opleiding en gezondheid, voedsel, lichaamsgewicht, deelname aan cultuur en sport, verslaving, partnerkeuze, etc. Maar met enige wetenschappelijke zekerheid conclusies trekken over de effectiviteit van onderwijshervormingen blijft een grote opgave. Mathis en Trujillo hebben dat met dit boek geprobeerd. En met redelijk succes, de bundel van 700 pagina’s bevat vele evaluaties die het waard zijn om over na te denken. Knap gedaan en uniek in zijn soort.

Het onderwijsbeleid van deze vijftig jaar gaf scholen meer autonomie, er werden prestatieafspraken ingevoerd, docenten werden individueel verantwoordelijk gemaakt voor het slagen van hun leerlingen, schooldirecteuren werden verantwoordelijk voor de schoolresultaten, prestatiebeloning werd ingevoerd en private scholen ontvingen voor het eerst ook overheidssubsidies. Door de marktwerking is de concurrentie tussen scholen sterk toegenomen. De VS kennen actueel hele slechte onderwijsprestaties van de bottom half van de bevolking. Het is bijna niet te geloven dat de VS tussen 1870 en 1970 veruit de hoogst opgeleide beroepsbevolking kenden. En na 1970 zijn de onderwijsprestaties van het land dramatisch afgenomen. De actualiteit toont dat de kwaliteit van het onderwijs van de VS sterk gevarieerd is, met hier en daar hoge kwaliteit en hele bijzondere scholen, maar ook met een massa publieke gefinancierde scholen, community colleges en universiteiten waar de uitval extreem hoog is en het studiesucces veel te laag. En bijna iedereen maakt zich daar grote zorgen over. De mainstream onder zowel republikeinen als democraten geeft al decennia de publiek gefinancierde scholen en universiteiten de schuld. Het door beide politieke stromingen gegeven antwoord zijn hervormingen waarin publiek gefinancierde scholen een grotere autonomie én verantwoordingsplicht krijgen, er prestatieafspraken worden gemaakt en er deels voor privaat onderwijs een gelijke bekostiging is ingevoerd. Ze noemen het Market-Based Reforms.

De leerlingen van de Reconstitutionscholen zijn er niet beter op geworden. Bijna altijd staan deze scholen In de slechtste wijken van de grote steden. Daar waar in de wijde omtrek geen enkel overschot aan ervaren schoolleiders en effectieve docenten aanwezig is. En ook het stigma van een Reconstitutionschool veroorzaakte dat ervaren leerkrachten, ervaren leidinggevenden en betrokken ouders niets met deze school te maken willen hebben. Eigenlijk zou de doorstart van de school gepaard moeten gaan met een verhoogde capaciteit om zijn leerlingen en studenten juist meer te doen leren. En daar heeft de school de meest ervaren collega’s voor nodig. Maar dat blijkt in de uitvoering van deze wet zelden te lukken. De onderzoekers laten zien dat de doelstellingen van Obama ea. heel idealistisch waren, maar de uitwerking heeft niet opgeleverd wat er van verwacht werd. Integendeel..

Mathis en Trujillo schrijven dat we het vandaag de dag normaal vinden dat alleen de jongeren uit materieel en cultureel rijkere gezinnen, dus overwegend uit de top half, met hogere diploma’s en aanzienlijk betere cijfers slagen. We stellen nog maar heel weinig vragen bij deze constatering. Is dit wel zo normaal? Een basiswaarde van onze samenleving is dat ieder kind naar eigen verdienste vooruit moet kunnen komen en deel moet kunnen nemen aan de maatschappij. Of zoals dat in de Amerikaanse grondwet staat: zijn eigen geluk moet kunnen nastreven. En konden we ons daar in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw met het Verborgen Talent van Van Heek en Equality of Educational Opportunity van James Coleman nog massaal het hoofd over breken, nu aanvaarden we te gemakkelijk de logica dat dit voor de bottom half van onze samenleving niet (meer) geldt. Ook schoolbesturen aanvaarden de logica van de markt als legitimatie voor hun eigen onvermogen. ‘Kwaliteit gaat boven studierendement’ schrijft minister Bussemaker aan de Tweede Kamer en velen zeggen het haar na. En daarmee wordt gelegitimeerd dat de publiek gefinancierde hogescholen in Nederland, net zoals in de VS, veel uitval en weinig diplomarendement kennen van de kinderen uit de bottom half.

Mathis, Trujillo ea. wijzen er op dat Amerikaanse scholen en universiteiten grote budgetten reserveren voor marketing en promotie. In extreme gevallen betreft dit meer dan de helft van de begroting. Om het anders te zeggen: de zeer autonome Amerikaanse onderwijsinstellingen besteden heel veel energie in het verleiden en aantrekken van leerlingen en studenten, ze zijn bezig met reputatiemanagement en ze besteden dienovereenkomstig veel minder energie aan het veel en tijdig doen leren door de leerlingen en studenten. De grote autonomie van onderwijsinstellingen leidt tot besluitvorming dat op schoolniveau rationeel kan lijken maar op maatschappelijk niveau irrationeel is en tot verspilling leidt. De conclusie van deze evaluatie is dat de marktwerking in het onderwijs niet tot dezelfde effectiviteit en efficiëntie leidt als de marktwerking in de industrie en zakelijke dienstverlening.

De grotere autonomie zou gepaard moeten gaan met het afleggen van verantwoording aan de samenleving. Dat wil zeggen dat een school, hogeschool of universiteit diepgaand beschrijft hoe ze hun onderwijs hebben vorm gegeven, welke studenten ze hebben aangetrokken of afgewezen, wat goed gaat, wat (nog) niet goed gaat en waar het onderwijs (nog) niet voldoet aan redelijke verwachtingen. Welke dilemma’s zijn de leiding en docenten in hun werk tegen gekomen? Welke keuzes hebben ze gemaakt? En op grond van welke belangenafweging? Uit de evaluatie van het Amerikaanse onderwijsbeleid is duidelijk dat de verantwoording over de onderwijsresultaten niet in de pas loopt met de autonomie van schoolbesturen. De verantwoording lijkt eerder op een goed praten van het actuele falen om studenten met iets mindere capaciteiten, met leerhandicaps of met minder bagage vanuit hun familieachtergrond veel en tijdig te doen leren. In plaats van verantwoording wordt herhaald dat alle collega’s, tegenwoordig steevast professionals genoemd, hun uiterste best hebben gedaan. En ook dat er externe factoren zijn, zoals de achtergrond en vooropleiding van de leerlingen en studenten, die het de onderwijsinstelling moeilijk hebben gemaakt. Feitelijk wordt gezegd, als we betere leerlingen en studenten hadden gehad, dan hadden wij minder uitval en meer studiesucces gekend. Ja, dank je de koekoek, dat begrijpt iedereen, maar die krijg je niet, je bent er juist voor de leerlingen en studenten die jouw school hebben gekozen!   Het is een interessante les voor Nederland dat deze evaluatie toont dat vooral de leerlingen en studenten met special needs en leerachterstanden door de marktwerking nog minder kans krijgen om een diploma te behalen. Het slechts beperkt toelaten van deze groep leerlingen is voor iedere school of university een middel om aan de eisen van de Adequate Yearly Progress (AYP) te voldoen. De rationaliteit op schoolniveau is dwingend.

De relatie tussen het neoliberale karakter van de hervormingen en de groeiende kloof tussen top en bottom half blijft een puzzel. Ja, vaak is dat verband aantoonbaar, maar verklaart dit alle onvermogen van scholen? Het neoliberalisme als enige oorzaak aanwijzen van de groeiende ongelijkheid in het onderwijs is gemakkelijk, dan hebben we een schuldige, maar intussen ook nietszeggend. En een alternatief voor dit vage begrip kan wel gedacht worden, maar heeft geen bewezen record. En dat hangt weer samen met het lastige probleem dat we oorzaak en gevolg nog al gemakkelijk door elkaar halen. Mathis en Trujillo benadrukken dat we niet weten wat oorzaak en gevolg is. Is de groeiende ongelijkheid in onderwijskansen de oorzaak van toenemende ongelijkheid in de samenleving? Of is de ongelijkheid in de samenleving oorzaak van de ongelijke onderwijskansen. De relaties tussen diverse oorzaken en diverse gevolgen zijn uitermate complex. Politici hebben het grote voordeel dat ze een met hun wereldbeeld samenhangende unieke oorzaak-gevolg relatie benadrukken of aanvallen, maar wetenschappers doen er goed aan flink afstand te houden van deze al te gemakkelijke redeneringen. Eigenlijk is het onderwijsweefsel zo complex en ook zo veelvoudig gelieerd aan nationale of regionale sociale, culturele en economische deelsystemen dat de effectiviteit van iedere te gemakkelijke hervorming met grote wetenschappelijke argwaan bekeken moet worden. En dat is het knappe van dit boek. Het maakt niet uit of je meer voelt voor de conservatieve republikeinen of progressieve democraten, vanuit beide perspectieven zijn de hervormingen van het Amerikaanse onderwijsstelsel van de laatste vijftig jaar niet effectief gebleken of hier en daar zelfs desastreus voor bepaalde groepen Amerikanen. En dat stemt somber dan wel het zet ons met beide benen op de grond. Het is gewoon heel moeilijk en vergt heel veel creativiteit, aandacht en doorzettingsvermogen om de kinderen van de bottom half of de kinderen met special needs voldoende kennis, vaardigheden en attitudes bij te brengen om een leven op te bouwen waarin zij een volwaardig burger worden met verantwoord gedrag voor zichzelf en anderen om hen heen.

Geldt dit alles ook voor Nederland? Het is opvallend hoe snel het Nederlandse onderwijsbeleid van veel tijd, aandacht en geld voor kinderen met special needs of taalachterstanden getransformeerd is in aandacht voor excellentie. We verklaren de leerling en student verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces. De student wordt in zijn waarde gelaten door hem te gunnen dat hij helemaal zelf leert en studeert. De docent staat aan de zijkant, is nu de ideologie. En we zijn teleurgesteld als een deel van onze studenten de barrières niet kunnen overwinnen. Vele bestuurders van hogescholen poneren actueel de gedachte dat naarmate het curriculum meer leerstof bevat en de toetsing zwaarder is, er automatisch meer uitval is en minder studiesucces. Het klinkt zo logisch en onontkoombaar, het wordt uitgesproken als een mathematische formule. Het trilemma. De idee is dat de studenten met extra leerbehoeften, met een psychiatrische handicap, met een afkomst uit een migranten gezin of met iets minder algemeen beschaafd Nederlands meer moeite hebben om te leren. Dat heet dan ‘Kwaliteit gaat boven Kwantiteit’. In lijn met Mathis en Trujillo zou je daartegenin kunnen poneren: Een hoger studiesucces is kwaliteit! Als hogescholen en universiteiten door effectiever onderwijs hun studentsucces verhogen dan verrichten ze een grote prestatie voor de maatschappij. Juist door er voor te zorgen dat studenten uit de bottom half meer en tijdig leren, door ze succesvol te maken in het (hoger) onderwijs levert de (hoge)school een grote bijdrage aan de ontwikkeling van de samenleving. En dat kan. Maar het discours is stilgevallen of stil gewalst. Hebben hogescholen en universiteiten nog een opdracht om iedere student met talenten vakkundig naar de eindstreep te begeleiden? Dat doel wordt niet meer geformuleerd, het is zoals het is, we legitimeren in jaarverslagen de hoge uitval en het lage diplomarendement, we nemen ons eigen onvermogen voor lief. Is dat eigenlijk niet gek? Dat we zo tevreden zijn met onszelf? Zou dat anders kunnen?

Herman van de Werfhorst ea. publiceerden Onderwijsstelsels Vergeleken, leren, werken en burgerschap. Te vinden op internet. Het is een uitstekende benchmark van het Nederlandse onderwijs geworden. In 40 pagina’s lees je over de sterke en zwakke punten van ons stelsel. Eigenlijk verplichte kost voor iedere onderwijsbestuurder en –toezichthouder. Dit boek van Mathis en Trujillo is met 700 pagina’s veel omvangrijker. Het is daardoor ook taaie stof, je moet er voor gaan zitten. Maar voor een ieder die erg geïnteresseerd is in de effectiviteit en efficiëntie van onderwijsstelsels een waardevol boek.

Midden in het boek staat de Brownlezing van prof. Gary Orfield (UCLA) afgedrukt. De lezing heet : A New Civil Rights Agenda for American Education. Hij beschrijft kernachtig de opdracht voor alle onderwijsinstellingen om de burgerrechten en gelijke kansen van de gekleurde bevolking te versterken. “De school, hogeschool of universiteit moet in gedachte houden wie zijn studenten zijn, welke barrières zij zullen moeten overwinnen, hoe hun levens geruïneerd worden als zij hun diploma niet halen. Het is onze morele verantwoordelijkheid om geen populair klinkende hervormingen door te voeren, die het al ernstig tekortschietend onderwijs alleen nog maar verder doen verslechteren. Dit betekent niet dat we de standaarden niet kunnen verhogen of niet meer eisende curricula kunnen aanbieden. Beide dingen moeten we doen, maar wel in combinatie met het versterken van de capaciteiten van onze (hoge)scholen en universiteiten om onze studenten goed voor te bereiden en naar hun diploma te begeleiden.”

Deze recensie werd gepubliceerd in het tijdschrift Th@ma 2017 nummer 1