Opening HHS ’09 – gelijke kansen? De waarde van massaal hoger onderwijs!

Als je vanaf het Hollands Spoor richting De Haagse Hogeschool loopt, loop je door een mediterraan parkje met platanen, dan over de waterzebra die je wakker houdt omdat je je anders lelijk bezeert, dan over een plein met rondingen die aan het plein van Siena doen denken, en vervolgens loop je met iedereen door dezelfde ingang naar ons Atrium. Die prachtige marktplaats, het hart van onze onderwijstempel. Ieder van deze ruimtes heeft zijn eigen identiteit. Ze horen bij elkaar en iedere stap geeft weer een verrassing. De architecten van ons gebouw, Hans van Beek en Leon Thier, zijn kinderen van de moderne tijd. Veel glas, staal, steen en beton. Heel veel bovenlicht. Overal doorkijkjes naar andere delen van het gebouw. Het is een gebouw der ontmoeting. Onderwijs en ontmoeting lijken in dit gebouw synoniem.

Dit gebouw heeft alle elementen van de moderne bouwkunst in zich. Het is een kleinkind van Corbusier en Gropius. Net zoals bij Bauhaus mochten er geen donkere kamers meer zijn. Overal moet het licht binnenvallen, alles moet transparant. Corbusier en Gropius hebben hun revolutie ontketend. De horizontale lijnvoering overheerst. Het lijkt de finale van de strijd tegen de traditionele kerkenbouw. De Kerk heeft lang tegengehouden dat een gebouw hoger mag zijn dan de kerktoren. Want niet de alledaagse wereld, maar de kerk is het dichtst bij God. Bauhaus en zijn navolgers maakten daar een radicaal einde aan. Rietveld en Koolhaas houden van de horizontale lijn. Soms zijn die moderne gebouwen onhandig bij regenval, ze lekken eerder, maar de ideologie vergoedt veel. Hans van Beek en Leon Thier, zijn kinderen van de moderne tijd. Veel glas, staal, steen en beton. Heel veel bovenlicht. Overal doorkijkjes naar andere delen van het gebouw. Het is een gebouw der ontmoeting. Onderwijs en ontmoeting lijken in dit gebouw synoniem.

Dit gebouw heeft alle elementen van de moderne bouwkunst in zich. Het is een kleinkind van Corbusier en Gropius zijn achterkleinkinderen van Robespierre. Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Het is een prachtige leuze. Marianne met een ontblote borst en een vlag. De Franse Revolutie vaagde de verticale ongelijkheden weg. De koning, de edelman en de kerkdienaar werden vermoord. De verticale lijn werd vervangen door horizontale lijnen tussen burgers. En in de relatie met de staat werd iedereen gelijk verklaard. In de tweehonderd jaar daarna zijn veel koningen afgeschaft, de samenleving is gedemocratiseerd. Van Amerika dat het juk van het Engelse koningshuis afzweert, de Russische revolutie die een eind maakt aan de tsaar, tot en met India en China die zich moderniseren. In sommige landen van de wereld vind je nog de resten van middeleeuwse koninklijke families, maar ze mogen geen naam meer hebben.
De Franse Revolutie bracht vrijheid, gelijkheid en broederschap. Ons hele moderne denken is erop gebaseerd. De begrippen vrijheid en gelijkheid zijn nog steeds in zwang, met broederschap is dat anders. Het klinkt ouderwets. Het begrip is in onbruik geraakt. Het kapitalisme heeft met zijn nadruk op individualisme en hedonisme de broederschap een uppercut gegeven. Je zou het woord broederschap mogen vervangen door participatie, diversiteit of burgerschap . Dat is allemaal goed. Of door broederschap zonder grenzen, dus wereldburgerschap. Dat is nog eens modern. Ik denk dat broederschap stond voor solidariteit en cohesie. Het is het wij in wij-zij verhoudingen. We komen onverwijld voor elkaar op. Onverschrokken en solidair. Zo voelt broederschap. Het is wij allen, we staan voor elkaar. Broederschap is dus niet verdwenen, alleen vervangen door een ander woord.

En hoe zit het dan met vrijheid en gelijkheid? In onze samenlevingen strijden zij nog steeds om voorrang. De conservatieve politici in Nederland laten veelal de vrijheid prevaleren boven gelijkheid, diversiteit en wereldburgerschap. De progressievere krachten leggen vaak de nadruk op gelijkheid en diversiteit. Maar dat is de ideologie van beide kanten. De werkelijkheid ziet er soms weer anders uit. Tussen wat mensen zeggen dat ze doen en wat ze feitelijk doen, bestaat meestal een verschil. Fareed Zakaria heeft dat in zijn boek De Toekomst van Vrijheid  scherp geanalyseerd inzake de buitenlandse politiek van het nu nog machtigste land ter wereld. Bush wilde de democratie, dus het gelijkheidsideaal, exporteren. Desnoods met wapens. Of die buitenlandse politiek nu effectief was of niet is hier niet relevant. Veel interessanter is dat Zakaria laat zien dat een oerconservatieve president het ideaal van de progressieven, gelijkheid en democratie, wilde exporteren. Waarom exporteerde hij niet de vrijheid van ieder individu om in het hele leven zelf te kunnen kiezen? Als hij dat effectief had gedaan dan waren volgens Zakaria de autoritaire regimes, inclusief autoritaire religieuze regimes, meer onder druk komen te staan en waren er misschien nu democratische staatsvormen in het Midden-Oosten. En hadden de VS zich twee oorlogen kunnen besparen. Maar ook aan progressieve kant kun je de worsteling herkennen. Waarom legt progressief Nederland zoveel nadruk op diversiteit? In het progressieve kamp is diversiteit belangrijker dan vrijheid. Maar waarom? De door mij vaker geciteerde Fernando Savater vraagt zich in zijn laatste boek Vrijheid, Gelijkheid, Burgerschap  af waarom progressief Europa de verschillen tussen mensen, culturen en etniciteiten benadrukt? De diversiteit, de verschillen tussen mensen, wordt als een waarde beleden. Het uitvergroten van de verschillen lijkt een belemmering te worden voor de herkenning van de overeenkomsten. Het progressieve kamp benadrukt graag de rijkdom van de diversiteit en beweert dat individuele keuzes cultureel bepaald zijn, en beperkt daardoor ongewild de vrijheid om zelf te kiezen hoe je wilt leven.  Op een paradoxale manier geeft een te eenzijdige nadruk op diversiteit en etnische verschillen het leven veel onvrijheid én ongelijkheid. En wat zeker zo gevaarlijk is dat ze ongewild het conservatieve idee versterken dat onze samenleving geen grotere diversiteit kan verdragen en dat de verschillen al zo groot zouden zijn dat we maatregelen moeten nemen om de cohesie terug te brengen ten koste van de diversiteit.

Werken vrijheid, gelijkheid en broederschap ook in onze hogeschool door? En zullen de ideeën van de conservatieve en progressieve stromingen ook bij onze docenten en studenten terug te vinden zijn? Zal de paradox van het conservatisme dat zegt vrijheid belangrijker te vinden dan gelijkheid en burgerschap, maar in zijn daden het tegendeel doet, ook in onze hogeschool aanwezig zijn? Zal de paradox van de progressieven die zeggen de diversiteit zo belangrijk te vinden, maar daarmee de deur open zetten voor individuele onvrijheid, ongelijke behandeling en racisme, ook in onze hogeschool voorkomen? Het antwoord is simpel. Al die zaken, al die ideeën, al die paradoxen komen bij ons voor. Er is a priori ook geen enkel argument te verzinnen waarom ze niet bij ons voorkomen. Wij zullen proberen om de kwalijke kanten van onze maatschappij een beetje buiten de deur te houden, maar dat lukt slechts mondjesmaat. De vrijheid van de één is de onvrijheid van de ander. Als een actiecomité van studenten van ons eist dat er een gebedsruimte moet komen dan vragen moslima’s aan mij om dat vooral niet toe te staan. Zij zijn bang hun vrijheden kwijt te raken door groepsdwang. Ze willen wel tot een religie behoren, maar als de religie hen op deze manier veel gedragregels oplegt dan ervaren ze dat als belemmerend voor hun ontwikkeling. In ons onderwijs vindt voortdurend groepsvorming plaats. Het is een belangrijke oefening voor het latere burgerschap en arbeidsproces. Iedere student moet met diversiteit leren omgaan. Iedere student moet leren effectief te communiceren en samen te werken zonder anderen uit te sluiten. Wij merken dagelijks hoe moeilijk dat is. Het vergt alerte en zelfbewuste docenten om de studenten de noodzakelijke vaardigheden en attitudes te leren. De ervaring leert dat als we de studenten de vrije keuze geven in de groepsvorming onze (sub-)groepen mono- cultureel worden samengesteld. Dus dan maar een beetje onvrijheid in ruil voor meer gelijkheid?

Gelijke behandeling is een moeizaam uitgangspunt voor een school met een grote diversiteit. Als de hogeschool gehandicapte studenten een faire kans wil geven dan is ongelijke behandeling de enige realistische aanpak. Dit geldt ook voor die studenten die om de een of andere reden een substantiële taal- of rekenachterstand hebben. Ongelijke behandeling is dan de enig juiste aanpak op straffe van weinig of geen studiesucces. Deze ongelijke behandeling wordt des te ingewikkelder naarmate ze dichter bij religieuze of culturele normen komt. Wij hebben de burka verboden. Onze filosofie is dat onderwijs en ontmoeting bij elkaar horen. Onderwijs is communicatie. Kleding die de communicatie hindert, vinden wij niet passend bij onze leerdoelen. Wij leveren dus een stukje vrijheid in. Bijna iedereen is het daar mee eens, althans in onze omgeving. Maar het wordt al een stuk moeilijker bij handen schudden. Waar ligt nu de grens tussen vrijheid en onvrijheid, tussen gelijke en ongelijke behandeling? En dit is op zich weer een gemakkelijk moreel dilemma in vergelijking met de leerhouding van studenten. Daar raken we aan veel complexere groepspatronen. Machtsverhoudingen tussen studenten kunnen individuen stimuleren maar ook uitsluiten. Sekse kan daarin een rol spelen, maar ook ras, etniciteit of sociaaleconomische afkomst. Jongens vragen andere omgangsvormen dan meisjes. Een enkel meisje tussen de jongens van Informatica kan zich snel buitengesloten voelen. En hetzelfde geldt voor die jongen in de grote groep meisjes bij de Pabo. En hoe zou het gaan met een enkele Hindoe-studente tussen twintig moslima’s? In alle gevallen vraagt het van de docenten veel kennis en vaardigheid in het omgaan met diversiteit.

Ondanks dat het al meer dan 50 jaar geleden is dat Norbert Elias in Londen Noord zijn onderzoek naar machtspatronen in groepen deed, zijn de resultaten het nog steeds waard om te worden gelezen . Hij wilde machtsrelaties gericht op discriminatie en uitsluiting in het dagelijkse leven onderzoeken, los van ras, sekse, religie of de sociaaleconomische achtergrond. Al die zaken die in artikel 1 van de Grondwet staan, liet hij buiten beschouwing. Hij onderzocht de vrijheid, gelijkheid en broederschap in een ras-, sekse-, religie- en afkomst neutrale omgeving. En hij vond heel sterke mechanismen van uitsluiting en discriminatie met alle positieve en negatieve gevoelens die daar bij horen. In ieder groepsproces, in ieder samenleven is er blijkbaar altijd sprake van patronen van insluiting en uitsluiting. Als we dit projecteren op onze hogeschool dan is mijn conclusie dat de patronen van uitsluiting en discriminatie die in onze samenleving spelen, ook bij ons altijd aanwezig zullen zijn. Dit moeten wij ons goed realiseren. Ons onderwijs wil ieder talent ontwikkelen, wil de leermogelijkheden van iedere student zo groot mogelijk maken. Onze hogeschool wil dat iedere student met voldoende inzet, motivatie en talent zich welkom, veilig en gewaardeerd voelt. En daarom moeten onze docenten die leiding geven aan het leerproces de groepsprocessen van insluiting en uitsluiting, onderkennen en de vaardigheden ontwikkelen om insluiting te stimuleren.

Ik ga nog even tweehonderd jaar terug, naar de Amerikaanse revolutie. Het was in 1776 dat de nieuwe regering van Amerika aan Thomas Jefferson, een jonge jurist, vroeg de onafhankelijkheidsverklaring te schrijven. Hij was sterk beïnvloed door belangrijke denkers uit de Europese Verlichting. Hij schreef over het juk van het Engelse koningshuis, over de vrijheid om te kiezen, over de gelijkheid van mensen, over het recht om geluk na te streven. Het werd een vlammend betoog. Tegen Engeland en zijn vermolmde staatsstructuren die gebaseerd waren op de erfafstamming. “Alle mensen worden gelijk geboren”, schreef hij. In de visie van Jefferson moest ieder individu een gelijke kans krijgen om in zijn jeugd onderwijs te genieten en daarna draag je je eigen verantwoordelijkheid voor wat je er van maakt. Thomas Jefferson maakte de aanloop naar de Franse Revolutie van dichtbij mee. Hij heeft de vrijheid, gelijkheid en broederschap in zich opgezogen en paste dit toe. Later werd hij de derde president van het jonge zelfbewuste Amerika en hij propageerde onderwijs. Onderwijs voor iedereen. Wat hij neerzette, groeide uit tot een groot onderwijssysteem. Natuurlijk basisonderwijs voor iedereen. Maar de highschool werd de standaard. Iedereen die dit onderwijs volgde behoorde later tijdens zijn leven tot die grote midden- en hogere middenklasse die de VS zo sterk hebben gemaakt.

Toen de laatste decennia van de 19de eeuw waren aangebroken, hadden de VS in opleidingsniveau al een grote voorsprong op alle Europese landen. In de VS vond de massificatie van het onderwijs heel snel plaats. Claudia Goldin en Lawrence F. Katz beschrijven dat in The Race between Technology and Education . Van 1870 tot 1970 geldt de Amerikaanse bevolking als de meest geletterde en best opgeleide bevolking van de hele wereld. David Brooks noemde dat in The International Herald Tribune  de ‘tektonische plaat’ onder de samenleving en de economie. Als die tektonische plaat sterk is dan zal de hele samenleving en economie daarop kunnen steunen. Als er scheuren en barsten in de tektonische plaat ontstaan dan zal de wereld daarboven gaan instorten. En om een uitspraak van Obama aan te halen: de kwaliteit en omvang van het onderwijs nu bepalen de wereldwijde verhoudingen van de landen in de toekomst.

Vanaf 1970 is het opleidingspeil van de VS gedaald. Er zijn in toenemende mate burgers die onder een standaardniveau lezen, schrijven en rekenen. Volgens de OECD zijn de VS van nummer één teruggevallen naar plaats 21 als het gaat om deze vaardigheden. De relatie met de positie als machtigste land ter wereld lijkt snel gelegd. Van 1870 tot 1970 twijfelde niemand aan de economische en militaire hegemonie. Twee wereldoorlogen winnen zegt genoeg. Maar een oorlog in Vietnam verliezen, de ontkoppeling van de dollar en het goud, de gevolgen van 9/11, de ineffectieve interventies in het Midden-Oosten; het doet vermoeden dat de VS zich zal moeten gaan neerleggen bij een andere rol in de wereld. David Brooks schreef in The International Herald Tribune dat de tektonische plaat onder de Amerikaanse samenleving gebroken is. Het allerbelangrijkste dat zou moeten gebeuren, is niet het overeind houden van disfunctionerende banken en auto-industrie maar zorgen dat de Amerikaanse jeugd weer veel leert. En dat is een mega-inspanning voor de Amerikaanse samenleving en specifiek ook voor de jeugd zelf.

In het Amerikaanse onderwijs leren de kinderen veel te weinig. Het aantal vroegtijdige uitvallers is enorm en een aanzienlijk deel van de samenleving is ongeletterd dan wel bijna ongeletterd. Obama wijst op de generatie op generatie terugkerende schoolproblemen van de Latin- en Afro-Americans. Hij noemt dat een epidemie. Zijn oproep aan de ouders is duidelijk: “jij bent verantwoordelijk, maak van de schooltijd van je kind kwaliteitstijd, zorg dat je kind zijn huiswerk altijd gedaan heeft, zit daarvoor iedere ochtend om 4.30 uur aan de keukentafel om met jouw kind zijn huiswerk door te nemen”. En als de kleine Barack klaagde dan zei zijn moeder: ”it’s for me no picnic either, Buster!”. Het was op 12 maart jl. de kop in de New York Times.
Het lijkt zeker dat de ontwikkelingen in de wereld erg divers zijn. Het verre Azië laat een volledig ander beeld zien. In veel Aziatische landen neemt ieder jaar de geletterdheid behoorlijk toe. En niet alleen op primair of secundair niveau. De groei van het aantal bachelors, masters en doctoraten is indrukwekkend. Dat merk je als je daar rondloopt en scholen bezoekt. Het optimisme en de wil tot leren is groot . Er is overal hoop op een betere toekomst voor de nieuwe generatie. Dus de afnemende groei van het opleidingsniveau van 300 miljoen Amerikanen en 400 miljoen Europeanen wordt wereldwijd ruimschoots overtroffen door de snelle vooruitgang in opleidingsniveau van bijna 3 miljard Aziaten.

Wat in Amerika gebeurt, gebeurt ook hier. Ook hier hebben we te maken met grote groepen voortijdige schoolverlaters. Europa lijkt veel meer op de VS dan op Azië. Er zijn Europese landen die het blijvend goed doen. Dit geldt zeker voor de Scandinavische landen. Een land als Italië telt eigenlijk niet meer mee. En Nederland kon bogen op een goed opgeleide bevolking maar we zien anno 2009 toch een terugval. Kwantitatief zijn er te veel uitvallers, er moet meer doorstromen naar het hoger onderwijs, er moeten meer gediplomeerde bachelors, en bovenal masters en doctoraten gaan komen. We nemen nu een weinig eervolle middenpositie in. En kwalitatief is ons onderwijs de laatste decennia geërodeerd. Dit geldt heel Europa. Het (hoger) onderwijs moet kwalitatief beter.

De hoofdoorzaak voor het falen van het onderwijssysteem is het succes van het onderwijs. Onderwijs is een massaproduct geworden. Dat begon met de basisschool voor iedereen, na 1945 moest iedereen ook secundair onderwijs volgen. Nu zijn we bezig met de volgende grote massificatie. Het hoger onderwijs voor velen. Minimaal 50% van iedere leeftijdsgroep moet naar het hoger onderwijs. Met de uitbreiding van de omvang van het onderwijs nam de vraag naar de (goede) docenten ook toe. Nog niet zo lang geleden waren de leraren in het basisonderwijs voor hun tijd hoog opgeleid. Ze behoorden tot het meest intelligente deel van hun leeftijdsgenoten. Anno 2009 komen vrijwel alle leraren basisonderwijs uit de groep met niet meer dan gemiddelde intelligentie. Het zijn voor 95% de havisten met het c&m-profiel en de mbo-leerlingen met het zorg en welzijn-profiel die de pabo’s van Nederland bevolken. Onderzoek wijst uit dat hun intelligentie gemiddeld is: ze vormen het vierde tot zesde deciel van onze jeugd. Ze waren zelf al enige jaren eerder “verlost” van wiskunde, natuurkunde, scheikunde en biologie. Deze groep gaat onze kinderen van vier tot twaalf jaar onderwijzen. En in het middelbaar onderwijs is hetzelfde patroon aanwezig. Waren er in 1960 vele middelbare scholen in Nederland met bijna 100% academisch of eerste graads opgeleide docenten, dit beeld is anno 2009 verschoven naar middelbare scholen waar de academicus en eerstegrader tot de minderheid behoren. De middelbare scholier in havo en vwo ontmoet op grote schaal docenten waar hij zich niet aan kan optrekken.

De hogescholen hadden tot in de jaren ’80 hoog opgeleide docenten, vanaf 1990 mochten ze hun eigen eisen stellen en in snel tempo zijn hbo-ers aangetrokken. 50% van alle docenten in hogescholen heeft een hbo-diploma. Het aantal docenten in de hogescholen met een masterdiploma of doctoraat is veel te laag. Alleen de universiteiten zijn in staat geweest om het opleidingsniveau van de docenten te versterken maar de groei van het hoger onderwijs heeft zich in Nederland bijna volledig voltrokken in de hogescholen. De omvang van de Nederlandse universiteiten is de laatste twintig jaar nauwelijks gegroeid. Het is daarom misschien ook wel begrijpelijk dat de studenten aan de hogescholen structureel minder tevreden zijn over de kwaliteit van het geboden onderwijs dan hun collega studenten aan de universiteiten . Mijn conclusie is dat de massificatie van het onderwijs zijn tol eist door een minder intelligent deel van de bevolking voor de klas te zetten dan wel van de docenten een lagere opleiding te eisen. In veel beroepen is de laatste 25 jaar sprake geweest van upgrading van het beroep, maar in het onderwijs was er sprake van downgrading van het beroep docent.

De lastige verhouding tussen kwantitatieve onstuimige groei en het verlagen van de kwaliteit speelt ook in de woningbouw. De modernisering van de architectuur maakte de massificatie van de woningbouw mogelijk. De industrie deed zijn taak. Miljoenen kregen voor het eerst een meer gezonde woning. Maar de kwantiteit ging soms ook ten koste van de kwaliteit. De massificatie en kwaliteit hadden een moeizame relatie. Ook de Franse Revolutie kan opgevat worden als een massificatieproces. De democratie werd ingevoerd. Eerst gelijkheid van mannen, later ook voor vrouwen. En vrijheid tot keuzes in je eigen leven. Ook hier is het de vraag of het nieuwe sociale instituut tot kwaliteitsverlies leidt? Fareed Zakaria geeft in zijn boek The Future of Freedom een mooie analyse hoe een op zich waardevolle politieke massificatie in het geheel geen garantie is voor kwaliteit. De democratie is regelmatig uitgelopen op een heel sterk wij-gevoel, nationalisme, racisme, ja zelfs genocide en daarmee tot grote onvrijheid en ongelijkheid. En het zelfde lijkt het onderwijs te gebeuren. Het aantal jaren onderwijs dat iedereen krijgt is snel gegroeid van 6 jaar basisschool tot gemiddeld nu 16 tot 17 jaar. Voor velen is dat trouwens 20 jaar. En dat is nóg niet genoeg om de samenleving goed te laten functioneren. Voor velen aan de onderkant van onze samenleving is het in ieder geval te weinig. De bottom half heeft in het gezin en de buurt geen leerrijke omgeving. Obama constateerde in zijn onderwijsspeech op 11 maart jl. dat daarom alle één tot vierjarigen uit de sociaal zwakkere milieus naar de preschool zouden moeten. Het doel is duidelijk. Ieder talent moet ontwikkeld worden, onze samenleving wil en kan niet zonder jou verder. De leertijd kan aan de voorkant en de achterkant uitgebreid worden.

De vraag is waar de gelijktijdige toename van kwantiteit en afname van kwaliteit mee te maken heeft. En vervolgens is de vraag of er iets aan te doen is? Ik zie twee belangrijke oorzaken. De eerste is doodgewoon geld. Dat is niets bijzonders. Eigenlijk heel transparant. De hoeveelheid geld drukt in belangrijke mate uit hoeveel waarde de samenleving aan onderwijs hecht. De Nederlandse samenleving staat dus ver af van die Filippijnse nanny die bij mijn zoon werkt om haar eigen kinderen te laten studeren. De Nederlandse samenleving geeft relatief weinig uit aan onderwijs. Afgezien van Alexander Pechtold en Femke Halsema durft geen politicus te roepen dat er vele miljarden per jaar bij moeten en dat alle Nederlanders boven de 25 jaar inclusief de gepensioneerden dat gaan betalen. Ik denk dat er jaarlijks tien miljard extra in ons het onderwijs moet worden geïnvesteerd. U vindt tien miljard veel? Bedenk dan dat de kosten van te weinig en slecht onderwijs op termijn veel hoger zullen zijn dan de kosten van de financiële crisis. Als er geen politieke leiders zijn die grote offers van hun burgers durven vragen, wordt het niks.
Maar het draait zeker niet alleen om geld. Er is ook een pedagogisch-didactisch klimaat ontstaan dat domheid bevordert boven wijsheid, niet-weten boven kennis en comfort voor de leerling boven inzet van de leerling. In Azië is er een enorme run op leren, hoe meer hoe beter. In de VS heeft Obama aangekondigd de schooldag te verlengen, meer docenturen les te geven en de lange vakanties terug te draaien. Weliswaar hebben we In Nederland enige experimenten in de zelfde richting, maar het is wel heel beperkt tot nog toe. In het voortgezet onderwijs is de norm nu 1000 uur per jaar. Dat vind ik laag. Ook in het hoger onderwijs is het aantal lesuren vaak veel te laag en het aantal uren dat studenten in de horeca werken bedroevend hoog.

Het Amerikaanse onderwijs heeft decennia geleden het natuurlijk leren omhelst. Ieder kind moet zich vanuit zichzelf ontwikkelen, je mag vooral niets forceren, alles moet tevoren betekenisvol zijn, lesstof moet zo opgediend worden dat het binnen de comfortzone van de leerling past. Vaak heet dat in de VS de ‘leerling centraal’. In de VS is al ruim 25 jaar een verwoede onderwijsstrijd gaande over de vraag of deze pedagogische opvatting effectief is. E.D.Hirsch laat in The Knowledge Deficit  zien dat voor de bottom-half van de bevolking het natuurlijk leren een ramp is. Kinderen uit de bottom-half hebben niet zo veel aan de pedagoog die alleen maar aan wil sluiten bij de belevingswereld van het kind. Dan kom je bij een grote groep kinderen niet ver, enkel vanwege het feit dat het ouderlijke milieu er te weinig intrinsiek leervermogen in gestopt heeft en alles dat als van nature geleerd moet worden dan beperkt wordt tot kleine stukjes kennis. Het is onbegrijpelijk dat progressief Amerika jarenlang deze pedagogie heeft aangehangen omdat we daarmee over generaties heen de maatschappelijke ongelijkheid hebben geconserveerd in plaats van opengebroken. In feite pakt Barack Obama de draad van Thomas Jefferson weer op. Iedereen moet in zijn jeugd de kans krijgen heel veel jaren geconcentreerd te leren, ongeacht de maatschappelijke afkomst. Je kunt in het onderwijs door hard te leren zelf vooruit komen. Je moet dat vooral zelf doen, jij moet je concentreren op je studie, je zult je andere behoeftes een aantal jaren moeten leren uitstellen, en daar zitten alleen maar goede vormende aspecten aan. Een samenleving die zijn studenten leert om af te zien, om te concurreren en om innovatief te zijn, heeft later de beste midden- en hogere klasse die het zich kan voorstellen. En dat geldt niet alleen voor de kinderen wier ouders zelf al gestudeerd hebben, maar het geldt ook of misschien wel vooral voor de eerste generatie studenten. De studietijd moet een goede oefening zijn voor de latere beroepsuitoefening en het latere burgerschap.

In de Westerse wereld kennen we veel migranten. In deze groepen is veel verborgen talent aanwezig. Maar op dit moment scoren allochtone studenten bijna twintig procentpunten slechter dan de autochtone studenten. Dat is maatschappelijk een groot verlies en het is voor het individu een grote desillusie. Er is geen reden om aan te nemen dat allochtone studenten minder zouden kunnen presteren. Op een bepaalde manier komen hier weer de idealen van de Franse en Amerikaanse revoluties naar voren. Krijgt iedereen in zijn jeugd voldoende onderwijskansen? “Alle mensen zijn gelijk geboren”, geef ze dan ook in hun jeugd voldoende onderwijsmogelijkheden. Meer dan ooit is de onderklasse direct herkenbaar aan ras en etniciteit. De discussie over witte en zwarte scholen laat dit zien. Deze discussie concentreert zich op gedwongen plaatsing op de basisschool in de buurt. Alle scholen worden een beetje zwart of een beetje wit. Helpt dat? Waarschijnlijk wel een beetje, in ieder geval voor de kinderen uit de zwakke milieus. Maar toch is het een second best oplossing. Het is meer de herverdeling van de bestaande kennisrijkdom in plaats van het vergroten van de kennisrijkdom voor iedereen. De enige echt succesvolle aanpak is het maximaal stimuleren van alle talenten. Als we een schoolplicht invoeren voor alle één tot vierjarigen en als we de leerkrachten daarvoor goed opleiden, dan helpt dat véél meer. Dat kost enige miljarden, maar de culturele, sociale en economische winst is op den duur ook veel groter. En de grootste winst zit aan de onderkant van onze samenleving, lees daarvoor de overtuigende analyses van James Heckman. En dan de achterkant van het onderwijsgebouw. Veel allochtone studenten gaan via het vmbo naar het mbo . Dan zijn ze meestal 20 jaar. Vervolgens zet een grote groep door. Zij gaan de bacheloropleiding in een hogeschool volgen. Dat is moeilijk voor ze. Er moet ondertussen ook geld verdiend worden. Er is onvoldoende kennis bij het thuisfront om de student te helpen om de barrières te slechten. En dan is er een groep allochtone studenten die de kwaliteiten heeft om na het behalen van het bachelordiploma door te studeren op masterniveau.

Aan alle kanten wordt het deze groep niet gemakkelijk gemaakt. De vijf Randstad hogescholen, waar ongeveer driekwart van alle allochtone studenten in Nederland studeren, krijgen door het onevenwichtige bekostigingssysteem ongeveer 15% minder bekostiging per ingeschreven student in vergelijking met dezelfde student in Enschede of Nijmegen. Dat maakt het voor de betrokken hogeschool, maar nog meer voor de allochtone studenten moeilijker. Het is mooi dat minister Plasterk de G-5-hogescholen nu extra geld geeft, maar dit is nog lang niet genoeg om het gat met de andere hogescholen te dichten. Vervolgens heeft de student met een bachelordiploma in een hogeschool het recht op studiefinanciering verbruikt en dus kan een masterstudie alleen nog naast een baan worden gedaan. En op deze manier houdt het onderwijs een flink deel van de kinderen met erg veel taalachterstand tot hun vierde dom, van vier tot twaalf volgen ze onderwijs op de scholen die niet tot de besten behoren, dan volgt de middelbare school met overmatig veel onbevoegde docenten en in het hoger beroeps onderwijs is er een docentencorps met een tekort aan academische vaardigheden en vervolgens is er een bekostiging en studiefinanciering die het voor deze groep moeilijk maakt om op masterniveau door te studeren. Het onderwijs is zelf de belangrijkste oorzaak van de latere maatschappelijke ongelijkheid

Als je dan toch naar voren komt als talent, dan ben je ook een talent. Dan heb je wel alle barrières genomen, doorzettingsvermogen getoond, onderweg een heel stimulerende docent gehad. Dan heet je Hirsi Ali, Ahmed Aboutaleb, Nebahat Albayrak, Khadija Arib, Mohamed Sini, Sadik Harchoui of Abdelkader Benali. Er zijn altijd uitzonderingen, gelukkig maar. Echter, ik concludeer dat onze samenleving opnieuw op het randje staat van een gesloten systeem, waarbij de geboorte jouw toekomst gaat bepalen. Er is voldoende materiaal verzameld om te laten zien dat veel Westerse landen de laatste 40 jaar hun intergenerationele sociale mobiliteit hebben zien teruglopen. Het gezin waarin je geboren bent wordt weer steeds meer bepalend voor jouw toekomst. Althans in de meeste Westerse landen . En nu ook meer dan 100 jaar geleden, want toen nam de intergenerationele sociale mobiliteit toe. Als dit werkelijk gebeurt en zich langdurig vastzet in onze maatschappelijke systemen dan zal de economie daar zeer langdurig schade van ondervinden. Europa en de VS hebben samen 700 miljoen inwoners. Deze Westerse samenlevingen hebben te maken met een snel groeiende groep ouderen. Als daarbij de jeugd in een gesloten samenleving terecht komt die selecteert en uitsluit op basis van geboorte in plaats van talent dan ziet dat er slecht uit. Dat is een heel ernstig probleem in vergelijking met de ontwikkelingen in Azië. Die samenlevingen hebben een veel jongere leeftijdsopbouw en de jeugd toont een ongekende motivatie om te leren en te studeren. Velen studeren science en technology. Maar ook alle andere wetenschappen mogen zich in de belangstelling van de jeugd verheugen. En de werkmentaliteit is hoog. Iedereen weet dat als jouw kind hard studeert, hij of zij een veel betere positie gaat verwerven dan jij hebt. Dat is natuurlijk heel mooi, want daarmee zal bijna de helft van de wereldbevolking een veel betere toekomst tegemoet gaan dan hun ouders of voorouders. Dat gaat hard op dit moment en het maakt het Aziatische optimisme en zelfvertrouwen als maar groter. Het is mooi dat zoveel Aziatische jongeren met succes de universiteiten bevolken. Voor Europa en de VS is het belangrijk om hun eigen jeugd met veel beter en meer onderwijs te laten opgroeien. Wij moeten ieder talent willen ontwikkelen en daarom passen vormen van uitsluiting of discriminatie in het onderwijs niet in deze tijd. Dat is niet alleen een economisch adagium, maar evenzeer een inzicht dat ontstaan is in de revoluties van 200 jaar geleden. We sluiten migranten en politieke vluchtelingen niet uit, maar dagen ze uit om het beste onderwijs te volgen, samen met de Nederlandse jeugd, en de beste banen met succes uit te oefenen. Daarvoor moeten we tolerant en aantrekkelijk zijn voor alle wereldburgers. Ze moeten zich hier in ons werelddeel welkom, veilig en gewaardeerd voelen. Ze moeten het beste onderwijs kunnen volgen en ook de beste posities in het arbeidsproces kunnen verwerven, overeenkomstig hun talenten en inzet. En dat kan alleen maar als we het meest intelligente deel van de bevolking weten te binden aan de banen in het onderwijs. De eerste twee decielen, dus de slimste studenten, worden docent en als je daar niet bij hoort dan ga je met iets minder talenten in de bankwereld, de industrie of de zakelijke dienstverlening werken. Dat is de enige manier om onze nazaten een duurzame welvaart te geven.

Ik ben realist genoeg om te beseffen dat het individualisme en hedonisme, dat zich diep in onze samenlevingen heeft geworteld, niet zomaar uit onze cultuur zal verdwijnen. Toch moet er iets gebeuren. Er moet een veel grotere inspanning van de oudere generaties in het onderwijzen van de jonge generatie gevraagd worden. Maar andersom mag en moet van de jongere generatie ook een veel grotere inzet in hun eigen onderwijs gevraagd worden. Het feest is over! Van de leerling en student vragen we een grotere concentratie op school en universiteit, 40 uur per week studeren zou de werkelijkheid moeten zijn en van ouders vragen we grotere financiële offers evenals dat ze hun kinderen moeten helpen bij hun leerproblemen, hoe eerder des te beter. En uiteraard zullen we voor degenen die uit de lage sociaaleconomische milieus komen veel hogere beurzen beschikbaar stellen dan voor de kinderen uit de midden- of hogere klassen. Soms is ongelijke behandeling de beste en snelste weg naar gelijke kansen.

Ik heb u via de bouwkunst verteld over de Franse en Amerikaanse revoluties. Zij maakten de weg vrij voor massaal leren van basisschool tot en met de universiteit. Het is zeker, hoe massaler des te beter voor ons nageslacht. De vooruitgang van morgen wordt vandaag geleerd. Daarom moet iedereen participeren, iedereen op zijn talenten worden aangesproken. De Franse Revolutie staat symbool voor de afschaffing van de zichtbare ongelijkheid en onvrijheid van het individu, het staat gelijk aan de nieuwe sociale mobiliteit, aan individuele kracht en doorzettingsvermogen. In één klap verdwenen de koning, de edelman en de kerkelijk bevoorrechte klasse die generatie op generatie hun eigen kinderen een mooie positie bezorgden en velen uitsloten. De samenleving werd meer horizontaal. Massaal onderwijs, ontwikkeling van ieders talent, werd noodzakelijk. Ieder moest in zijn jeugd opgeleid worden tot een redelijk en geletterd mens. Jongeren kiezen nu massaal voor een bachelorpleiding. Morgen zullen ze massaal een masteropleiding kiezen, dat is hun vrijheid. Wij zullen ze ongelijk behandelen om gelijke kansen te creëren. En dat doen we met als doel ze op te leiden tot wereldburger, dus broederschap in een modern jasje. Dit staat centraal in de strategie van De Haagse Hogeschool.

Als ik aan mijn werktafel zit dan zie ik de horizontale ruitverdeling, ik zie elke ochtend onze studenten in drommen van het Hollands Spoor over de diversiteit aan pleinen naar ons Atrium lopen, en ik zie een meter naast mij de engel van Hans van Bentem. Ik ben dan wel republikein en atheïst, maar ere wie ere toekomt, deze engel heeft ons dag en nacht beschermd. In het Atrium heeft Stephan Balkenhol ons een mens op menselijke maat geschonken. Deze mens staat op een voetstuk, en niet zo’n kleintje ook. De engel van boven en de mens met een menselijke maat zijn aanwezig in onze hogeschool. En dat is een geruststellende gedachte.

Dames en heren, er zijn grote groepen migranten kinderen met veel verborgen talenten. Die tot ontwikkeling brengen is één van de belangrijke doelstellingen van onze hogeschool. Dit jaar heb ik Abdelkader Benali uitgenodigd iets te vertellen over de kwaliteiten van de allochtone studenten. Abelkader is een begenadigd schrijver van romans, gedichten en reisverslagen. Zijn laatste boek, De stem van mijn moeder, is weer een juweeltje. Ik geef daarom graag het woord aan Abdelkader Benali.

Met dank aan Frans Beekenkamp, Jean Jaminon en Wien van ’t Hoff Stolk voor hun commentaar.

download geïllustreerde PDF van deze toespraak

download printvriendelijke versie van deze toespraak