College geven is moeilijk

Colleges geven is geen eenvoudige zaak. Je moet een spreektaal kiezen die het gemiddelde van de groep begrijpt. Het nadeel van spreektaal is dat er altijd veel onbenoemd blijft. Verder heb je meestal te weinig tijd om de stof echt goed uit te leggen. En tegelijk weet je als je té lang zelf aan het woord bent de aandacht kan verslappen als je niet wat sprankelende zaken er tussen door doet. Gemakkelijk is dat niet, ik vind het eigenlijk moeilijker dan managen en besturen. Maar als het dan weer gelukt is en je waardering krijgt dan ben ik als een kind zo blij.

Tim en ik geven de laatste jaren economiecolleges aan eerste jaars bestuurskunde. Wij genieten er al van als we zomers beginnen om onze reader samen te stellen en een boek uit te kiezen. Geschreven teksten hebben als voordeel boven spreektaal dat ze veel nauwkeuriger zijn en de student kan er dus meer van leren. Dit jaar hebben we alle studenten de opdracht gegeven  De Onvoltooide Globalisering van Paul de Grauwe te lezen. Wij hebben tijdens de colleges niets van het boek behandeld en te voren aangekondigd dat vijf van de tien tentamenvragen over Paul de Grauwe zullen gaan. De andere vijf vragen gingen over onze colleges met de reader van 250 pagina’s Nederlandse en Engelse literatuur. Wij vinden het van groot belang dat een bachelorstudent geheel zelfstandig een boek bestudeert, de stof integreert in zijn bestaande kennis en daar vragen over kan beantwoorden. De studenten leren wetenschappelijke kennis te verwerken. En de proef is gelukt. Studenten leren nooit zomaar van nature of uit zichzelf, dat is een romantisch idee. Om die reden hebben we tijdens de colleges zeer regelmatig gevraagd naar hun voortgang bij de bestudering van het boek en hen aangespoord er bijtijds mee te beginnen. Wij hebben veel kennis in onze colleges en literatuur gestopt en vulden dat aan door een enthousiaste houding. De studenten hebben het gewaardeerd. We merkten in de colleges en ook bij de beantwoording van de tentamenvragen dat studenten veel kennis hebben opgedaan, zowel uit onze colleges als uit het boek dat zonder uitleg bestudeerd moest worden. De studenten deden ook duidelijk meer kennis op dan in vorige jaren. En wij gaan dit zeker herhalen. Boekenstudie is en blijft de basis van kennisverwerving. Het maakt onze studenten, zeker de bottom half, educatief sterker.

Problemen zijn er ook, velen. Dat begint met taal, laat ik er één noemen. Als wij praten dan laten we veel zaken onbenoemd, de goede verstaander heeft aan een half woord genoeg. Maar lang niet alle studenten hebben voldoende voorkennis om een goede verstaander te zijn. Spreektaal is altijd erg dubbelzinnig en je begrijpt het pas als je de nuances van de incrowd kan herkennen. Met de uitspraak ‘de schuld van de VS’ bedoelen wij de schuldpositie van de VS. Een student met matige taalbeheersing, een vooroordeel tegen de VS of te weinig kennis van begrippen kan dit al snel als een moreel oordeel aanhoren, de schuldvraag. Als wij dan doorpraten is een deel van de studenten nog bezig dit te integreren in hun voorkennis, raakt de draad kwijt en hebben  de volgende kostbare minuten uitleg van ons niet begrepen. Het lezen van wetenschappelijke artikelen en boeken is dan altijd een hele goede support, juist voor de bottom half van onze studenten. Geschreven tekst is vaak veel nauwkeuriger in zijn omschrijvingen en de student kan er echt geconcentreerd op studeren en zo verder komen. Uiteindelijk is de proef op de som of de student het geleerde zelf kan opschrijven, in logische volgorde en met voldoende kennis van de begrippen. Wij doen dat door een tentamen met tien open vragen. Veel werk om na te kijken, maar we hebben het er voor over omdat we weten dat dit de meest passende vorm voor onze leerdoelen voor dit vak is.

Lastige situaties kennen we ook. Zo behandelden we vorig jaar in een college de ontwikkeling van arm en rijk in de wereld. Teksten van Robert Reich (Clintonadministration) en Naomi Klein (No Logo) stonden op het menu. En wij hadden een week eerder twee groepjes de stelling: ‘de moslimlanden moeten hun vrouwbeeld wijzigen om zich economisch te kunnen ontwikkelen’ meegegeven. De studente die deze stelling zou verdedigen meldde mij vlak voor het college dat zij de stelling niet wilde verdedigen want ze was het helemaal niet eens met de stelling! En? vroeg ik. Dit kan ik niet, meneer! Ik geloof niet in deze stelling. Heb je het voorbereid? Ja, meneer. Zou je het willen proberen? Er zijn elke week studenten die een stelling verdedigen die hun mening niet dekt. Dat is ook het doel van onze lessen: met elkaar kritisch onderzoeken welke argumenten je in kan brengen, wat snijdt hout, leer goed redeneren. Wil je het toch proberen, hoorde ik mezelf zeggen. En even later stond ze voor de collegezaal, zei eerst dat zijzelf het er niet mee eens was, zodat dat duidelijk was en hield vervolgens tegenover de tegenstanders een mooi betoog en vloog de discussie in. Tim en ik konden haar complimenteren en ze kreeg een applaus van de zaal. Ik zag haar glunderend naar haar plaats lopen. Na het college kwam ze naar Tim en mij toe, ze had het heel spannend gevonden, maar achteraf toch een goede ervaring om je in te beelden in de argumenten van een ander. Wij glimlachten naar elkaar en gingen met een warm gevoel een kopje koffie drinken. Goed lesgeven is moeilijk, heel moeilijk, maar als het lukt is er niets mooiers!