Verkeerde studiekeus?

Er zijn veel studenten die na een jaar met de studie van hun eerste keuze stoppen, een andere opleiding kiezen of stoppen met studeren. Meestal beoordelen beleidsmakers, bestuurders en de minister dit negatief. Het liefst zien we dat studenten na hun middelbare school direct de ‘goede’ keuze maken. Het voorkomt desillusies bij de student en zijn ouders. En verkeerd kiezen kost de samenleving veel geld.

Toen ik ging studeren was er behalve mijn vader niemand die daar met mij over sprak. Ik schreef me in en daar ging ik. En dat gold voor velen. In de jaren zeventig en tachtig was ik docent en directeur in het hoger onderwijs. De nieuwe studenten meldden zich aan, vaak nog op het laatste moment, eind augustus. De eerste keer dat ze onze hogeschool van binnen zagen was hun eerste schooldag na de vakantie. Ze hadden een vaag beeld van wat komen ging en vatten de studie aan. Om het beeld van de studenten over hun studie bij te stellen begonnen we in de loop van de jaren tachtig met een open dag. En nog iets later gingen we naar een studiebeurs op de middelbare school. Twintig jaar verder en we kennen zeer intensieve studieprogramma’s voor de hoogste klassen in het middelbaar onderwijs, de havisten en gymnasiasten studeren tijdens hun laatste jaar al in een speciaal programma van de hogeschool en universiteit. Voor studenten die een wijs advies van hun ouders missen omdat die ouders het niet weten hebben we intensieve mentorprogramma’s. Eén op één wordt de aankomende student begeleid naar zijn studiekeuze toe. De middelbare scholier mag alvast colleges volgen, er zijn studiedagen, meeloopprogramma’s, en alle middelbare scholen kennen tegenwoordig studiedecanen die alle opleidingen aan hogescholen en universiteiten uit hun hoofd kunnen opnoemen. En dat zijn er heel veel. En in tegenstelling tot veertig jaar geleden zijn de voorlichtingfolders in omvang enorm gegroeid en is er op het internet overstelpend veel meer informatie dan ooit. Er zijn digitale toetsprogramma’s die jouw affiniteit met beroepsprofielen mengen. In het eerste jaar is alles erop gericht om het comfortabel te maken en wordt de student begeleid door een tutor, een getrainde oudere jaars student. Kortom, nog nooit is de overgang van het middelbaar onderwijs naar het hoger onderwijs zo intensief begeleid door professionals en oudere jaars studenten. En toch wordt er veel meer ‘verkeerd’ gekozen dan dertig jaar geleden.

Het zou ideaal zijn als je in staat bent iedere student direct naar zijn goede en succesvolle studie te begeleiden. Geen tijdverlies en geen desillusies. Wat zou de kwaliteit van ons onderwijs vooruit schieten. Wat zou de Nederlandse economie er sterk op vooruit gaan. Het Bruto Nationaal Inkomen zou door het hogere opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking op termijn zomaar tien tot vijftien procent hoger zijn. Zeer waarschijnlijk zouden we dan eindelijk in de wereldwijde ranking van de meest competitieve landen tot de top drie behoren. Het perspectief is dus meer dan geweldig. Wat jammer toch dat ondanks onze inspanningen het niet lukt om dit doel te bereiken. De cijfers liegen niet. Er zijn tegenwoordig veel hogere opleidingen die na twee jaar meer dan de helft van hun studenten kwijt zijn. Moeten we iedere middelbare scholier nog intensiever gaan begeleiden? En zal dat helpen? Of zitten we op een dood spoor? De vraag is of we wel met het juiste perspectief naar de studiekeuze kijken?

Hoe praten we over de studiekeuze van de student? Bijna altijd spreken we over ‘verkeerd’ kiezen door de student. We benoemen het negatief en we leggen de oorzaak bij de student zelf. Hij kiest verkeerd. Sommige ouders zijn laag opgeleid en dus niet in staat hun eigen kind goed te begeleiden, zeggen we. En we weten zeker dat de middelbare school de leerlingen niet goed voorbereidt. Het hoger onderwijs reflecteert weinig op het studie aanbod en de eigen organisatie van het onderwijs. Waarom bieden hogescholen en universiteiten honderden opleidingen aan die zich nauwelijks van elkaar onderscheiden? Maar wel met steeds andere namen. Zou de bestuurlijke reactie om ieder instelling te profileren helpen? Waarschijnlijk niet voor dit probleem. Want het is geen antwoord op dit probleem. Als grote hogescholen zich het hoofd breken over profilering dan vergeten ze eerst en vooral heel veel studenten met een erg gemiddelde en modale kwaliteit naar de eindstreep te begeleiden. Daar is waarlijk iets anders voor nodig dan de profilering van de hogeschool. Er zijn heel erg veel bacheloropleidingen. We maken de aankomende student gek met een overdruk aan overbodige informatie. Profilering van grote hogescholen en grote universiteiten zal betekenen dat we nog meer onderscheidingen op details gaan kennen. Met als gevolg dat menig student het helemaal niet meer zal overzien en bij enige tegenslag tijdens de studie zal denken dat hij verkeerd gekozen heeft en het gras bij die andere opleiding met een net weer andere naam groener is. Het huidige beleid van de staatssecretaris, hogescholen en universiteiten kan gemakkelijk in zijn tegendeel verkeren. Erger nog, het versterkt het waanidee dat een bachelor opleiding in de Pabo of commerciële economie in Groningen echt iets anders kan zijn dan in Rotterdam. Als het om gespecialiseerde opleidingen zoals aan een conservatorium of hotelschool gaat, ja daar zie ik veel verschillen in kwaliteit en profiel. Echter, als het om grote basisopleidingen gaat als rechten, economie, psychologie, bestuurskunde, lerarenopleidingen dan is profilering je zelf voor de gek houden. En als je jezelf voor de gek houdt dan zal de zoekende middelbare scholier het nog moeilijker krijgen. Sommige bestuurders willen de studenten sorteren naar hun motivatie en talent? Dat zou goed zijn voor de uitblinkende student en voor de instelling. Het idee is aanlokkelijk. Althans voor de bestuurders die vertrouwen op sorteermachines en snelkookpannen. Alle excellente studenten bij elkaar en de grote rest in een ander hok. De vraag is natuurlijk of de student op een dergelijke manier in elkaar zit. Werkt het zo? Welk deel van het verkeerd kiezen vindt zijn oorzaak in de student, welk deel is te wijten aan misleiding door en een gebrek aan kwaliteit van de opleiding, hogeschool of universiteit en welk deel ligt daar nog buiten? De student moet uiteindelijk toch aan een opleiding beginnen om te weten te komen of dit zijn passie krijgt. Een enkeling weet het zeker. Sommige studenten weten binnen een maand dat een andere keuze beter was geweest, bij velen kost dat maanden en soms jaren. Het is niet zoals bij een doos bonbons dat je de eerste pakt en direct denkt: fantastisch of shit, dit was nou net niet de lekkerste. Want de psychologie van leren laat zien dat je ergens je tanden in moet zetten, doorbijten, in de breedte en diepte kennis op doen, trainen en nog eens trainen om passie te ontwikkelen voor die wetenschap of dat beroepsperspectief. De passie kan niet extrinsiek worden opgelegd. Het is meer een veroveringsstrategie dan een keuze in de etalage van bonbonnerie. En die veroveringsstrategie houdt per definitie in dat je probeert en nog eens probeert. Er wordt altijd ergens onder weg wel verkeerd gekozen. Grote en kleine keuzes waar je spijt van krijgt. Dat is onderdeel van het leerproces. Een mooi en waardevol onderdeel. Het hoort erbij. En meestal het meest leerzame onderdeel. De bestuurders denken dat ze een goed begeleide groepsreis aanbieden en dat zij alle doelen en locaties naar tevredenheid kunnen managen. Maar de student is bezig met zijn eigen trektocht, rugzak op, hij is op weg naar iets waar hij nog nooit geweest is, hij weet de richting wel zo’n beetje maar weet niet precies waar hij uit gaat komen. Dat weet hij pas als hij er is, ondanks al die uitstekende begeleiding van de Lonely Planet. Dat maakt het spannend en waard om te proberen. Je test jezelf. Tijdens de reis stel je het doel bij afhankelijk van je ervaringen. De hele reis maak de student keuzes, verkeerde? Soms misschien wel en dan keert hij om. Maar vaak kiest hij juist wel goed omdat hij erover heeft gehoord. Of bouwt hij een verkeerde keus toch weer om tot iets waardevols.

Niet iedereen is evengoed voorbereid op de reis in het Hoger Onderwijs. Veel jongens raken tijdens hun tocht door een gebrek aan discipline en overmaat aan onzekerheid de richting kwijt. Oudere studenten gunnen zichzelf geen tijd om zoekend op weg te gaan. En mislukken. Veel allochtone studenten hebben te weinig ervaring met zelfstandig lezen van de spoorboekjes en komen niet op het eindstation aan. En heel wat studenten met een matige of onvoldoende vooropleiding in hun rugzak beseffen binnen twee jaar dat dit niet gaat lukken. Natuurlijk helpt het als we deze ‘risicogroepen’ identificeren en steunen. Maar als het steunen betekent dat we van de trektocht een groepsreis maken waarbij we voor ieder een comfortabel aan alle kanten veilig gemaakte reis willen ontwikkelen dan vergissen we ons ten ene malen in de aard van opvoeden en onderwijs. Er is geen zekerheid over het doel, er is geen vooruitgelopen passie voor een beroep of wetenschap als je er nog nooit geweest bent, er is geen pedagogische ruimte om jongeren aan de hand mee te nemen en extrinsiek te motiveren tot studiesucces. De student moet het echt zelf doen, van dag tot dag. Hij zal zich in moeten spannen, andere leuke dingen moeten laten voor wat ze zijn en veel tijd aan zijn studie moeten geven. Wat hij krijgt voorgeschoteld is een zeer versnipperd aanbod van erg veel net van elkaar verschillende opleidingen. Dit zou terug gebracht kunnen worden tot een paar onderscheiden bacheloropleidingen. Dat zou helpen om transparante spoorboekjes te maken. En juist de genoemde risicogroepen zouden het meest gebaat zijn bij een sterk gestructureerd curriculum met veel contacttijd en met ervaren en deskundige docenten. Daarmee kan ‘verkeerd kiezen’ sterk terug gedrongen worden. En misschien komen we dan middels een ingrijpende hervorming van het hoger onderwijs toch weer terecht bij de best opgeleide bevolking van de wereld en tot één van de meest competitieve landen van de wereld. En dat zou mooi zijn.

Pim Breebaart

Dit artikel is gepubliceerd in Expertise, visie tijdschrift voor het hoger onderwijs, maart 2012